Over de noodzaak van een bezinning

 

 

Waar geestelijke honger is, daar is ook immer geestelijke spijs voorhanden.

Jan van Ruusbroec

 

1. Verlichting en vertwijfeling

In de jeugd van mijn generatie is de belangrijkste ontwikkeling van de Europese cultuur van laatste eeuwen concreet geworden: de overgang van een christelijke naar een geseculariseerde levensvorm. Mijn ouders waren nog ingebed in het christelijke, zoals vele generaties daarvoor, terwijl in mijn pubertijd het ongeloof met onweerstaanbare kracht omhoog kwam. Toen dacht ik dat dit het resultaat was van mijn persoonlijke weg en van mijn natuurwetenschappelijke vorming. Nu begrijp ik dat het ook een uitvloeisel was van een diepe historisch-culturele ontwikkeling die in de jaren zestig en zeventig van de 20e eeuw in brede lagen van de bevolking werkzaam werd. Mijn levensbeschouwelijke wording werd meegesleept in een proces dat het huidige aanzicht van de Europese cultuur heeft bepaald.

                Aan dit historisch proces zijn twee parallelle ontwikkelingen vanaf het einde van de Middeleeuwen eigen: de opkomst en het dominant worden van een rationeel-wetenschappelijke blik op de werkelijkheid en de daarmee gepaard gaande afkalving en marginalisering van het christendom als levende religie en als bezieling van de cultuur. Het christelijk geloof is grotendeels verdwenen als richtinggevend zingevingskader. Nu bepalen wetenschap en technologie de maatschappelijke en culturele werkelijkheid.

                Dit betekent niet dat wetenschap en technologie religie hebben vervangen. Ze zijn er alleen voor in de plaats gekomen, want ze kunnen haar niet vervangen. Het zijn immers radicaal verschillende verhoudingen tot het menselijk bestaan en tot de werkelijkheid. Verlangens die door religie worden vervuld, worden dat niet door wetenschap en technologie en omgekeerd. Religie vervult het verlangen naar een uiteindelijke zin, geborgenheid, hoop op een hiernamaals, naar een ideale leefwijze in verbondenheid met rituelen, waarden en geboden. Wetenschap en technologie vervullen behoeften aan gemak, beheersing van de omgeving, snelle onderlinge communicatie, waarborg van voedsel en andere materiele behoeften en aan het genot van de gemakkelijke consumptie van een onvoorstelbare variëteit aan producten. Religie is een geestelijke aangelegenheid, technologie lijkt vooral betrekking te hebben op het zintuigelijke en lichamelijke bestaan.

                Gezien het feit dat de overgrote meerderheid van de wereldbevolking een religie aanhangt, ligt de hypothese voor de hand dat de mens wezenlijk religieus is. De uniciteit van de Europese ideeëngeschiedenis heeft er echter toe geleid dat juist hier de cultuur areligieus is geworden. Deze uniciteit heet: Verlichting. Deze werd door Immanuel Kant in 1784 gedefinieerd als ‘het uittreden van de mens uit de onmondigheid die hij aan zichzelf te wijten heeft’[1]. De mens dient de moed te hebben vrij te (leren) denken en zijn verstand niet in te leveren bij een geestelijke autoriteit of wereldlijk gezag. Vrijheid van denken is de vrijheid van de geleerde die zich openlijk over alle kwesties van zijn verstand bedient en daarmee niet schuwt tegen traditionele, religieuze opvattingen in te gaan. Kant zelf heeft deze opdracht in bijzondere mate vervuld: hij heeft de heilige huisjes van de christelijke metafysica omver geworpen, zonder daarmee overigens zelf atheïst te worden. Zijn bijdrage aan het ontstaan van de crisis in het christendom is dat hij de gekoesterde rationele fundering van de geloofsleer, de godsbewijzen, in de ogen van velen definitief heeft weerlegd. De rationele theologie, die het geloof eeuwenlang intellectueel ondersteunde, is deze klap nooit geheel te boven gekomen. (more…)