Actueel

Lezing Arnold Ziegelaar bij de opening van de expositie van zijn schilderijen in de Houtrustkerk Den Haag 23-09-2023

Dames en Heren,

In de boeddhistische filosofie is er een grondbegrip dat ‘afhankelijk ontstaan’ heet. Alles in de werkelijkheid, dingen, gebeurtenissen, situaties, processen zijn afhankelijk ontstaan: er is een groot aantal oorzaken, redenen, voorwaarden die er gezamenlijk voor hebben gezorgd dat dat iets ontstaat en voor kortere of langere tijd bestaat. Op hun beurt hebben die oorzaken, redenen en voorwaarden ook weer oorzaken, redenen en voorwaarden. Als we de afhankelijkheid van elk iets nagaan dan komt de gehele geschiedenis van de kosmos tot aan haar veronderstelde begin of in haar eindeloosheid in beeld.

Dit geldt natuurlijk ook voor de schilderijen van deze expositie. Er zijn myriaden van voorwaarden (waaronder verf, doek, penseel) en alles wat aan die voorwaarden voorafgaat die ertoe hebben geleid. Er zijn echter enkele mensen die in dat onafzienbare geheel een belangrijke rol hebben gespeeld en die wil ik noemen en danken.

Ten eerste Agada Ammeraal die u straks zult horen spreken. Zij is al 25 jaar mijn vrouw, waar ik haar zeer dankbaar voor ben, want zonder haar liefde was en is mijn leven onmogelijk. Niet alleen is zij mijn levensgezel en moeder van mijn kinderen, zij heeft mij ook jaren geleden gestimuleerd naar schilderles te gaan. Een aanleiding daarvoor was dat ik tijdens een museumbezoek van dichtbij naar de penseelstreken van schilderijen keek. Door haar ben ik gaan schilderen en zij heeft mij ook geholpen met de selectie van de schilderijen van deze expositie.

Ten tweede Eric Bolle. We ontmoetten elkaar omdat we allebei filosofiedocent  zijn bij de HOVO. Tot mijn vreugde zag hij iets in mijn schilderijen en schreef een mooi artikel waarin hij mijn werk duidt in relatie tot de dichters Du Bouchet en Trakl. Dit artikel is gepubliceerd in tijdschrift Streven en de link vindt u in uw uitnodiging. Eric heeft mijn werk onder de aandacht gebracht bij de Houtrustkerk waardoor we nu hier staan. Ik dank hem voor zijn vriendelijkheid, interesse en wandelingen door de stad.   

De koster Margriet Lagadeau verwelkomde mij hartelijk in haar kerk en heeft mij geweldig ondersteund met het inrichten van de expositie en had daarbij goede adviezen. De schilderijen zijn door haar mooi opgehangen. Ook dank ik haar voor de goede zorgen rond deze bijeenkomst. Ook dominee Karl van Klaveren verwelkomde mijn werk en heeft het nadrukkelijk verwerkt in het prachtige programmaboekje 2023-2024 van de Houtrustkerk. Een paar dagen geleden stuurde hj mij nog een overdenking en foto rond het thema ‘aardse mystiek’.

Tot slot dichter Peter van Lier voor zijn bereidheid enkele gedichten voor te dragen op deze bijeenkomst. Wij zijn al 35 jaar bevriend. We kwamen elkaar tegen op de filosofiefaculteit van de Universiteit van Amsterdam eind jaren tachtig en hebben lang gezamenlijk in een filosofieclubje gezeten. Filosofisch gezien staan wij dichtbij elkaar en vinden elkaar in het thema van een mystiek die draait rond het raadsel van het bestaan van de wereld en de dingen.

Ook dank ik alle aanwezigen voor uw interesse. Ik ben u allen zeer erkentelijk.

Over mijn schilderijen ga ik niet al te veel zeggen, want misschien dat die woorden in de weg zouden zitten. De schilderijen zijn voornamelijk ontstaan als reflectie van mijn omgeving, de streek  waar ik woon. Bij een schilderij gaat het om zien en het gevoel dat dat zien oproept.

Wel spreek ik in algemene filosofische zin over het thema “aardse mystiek’’ Daarbij zal ook het thema ‘landschap’ ter sprake komen want ik beschouw mijn schilderijen in de eerste plaats als landschappen. Mede ben ik geïnspireerd door 17e eeuwse landschapsschilders als Jacob van Ruysdael en Meindert Hobbema, zonder dat mijn schilderijen daar per se op lijken.

Het thema van de aardse mystiek is voortgekomen uit mijn levensbeschouwelijke ontwikkeling.  In mijn verhouding tot het leven zijn vier fasen te onderscheiden die niet allemaal even lang duurden en elkaar deels overlappen. De eerste fase was christelijk bestaande uit een kindertijd in een gereformeerd milieu. God en Jezus, zonde en vergeving waren in mijn omgeving de heilige vanzelfsprekendheden. Toch was er al vroeg een sluimerende twijfel. Als middelbare scholier ontwaakte de onbedwingbare behoefte de aard van de natuurlijke wereld te begrijpen en brak de natuurwetenschappelijke fase aan. Ik werd een echte bèta, ging wis- en natuurkunde studeren, hield van wiskundige berekeningen en formules vanwege hun elegantie en logische noodzakelijkheid.

De kosmos, het leven waarin ik terecht gekomen was, vond ik raadselachtig en de natuurwetenschap leek mij het middel dit raadsel op te lossen. Waarom is de wereld zoals zij is? Hoe groot is de kosmos? Hoe is zij ontstaan? Wat zijn haar wetten? Hoe zit het leven en haar processen in elkaar? Wat zijn ruimte en tijd?

Ik leerde de wetten van het heelal en de materiele werkelijkheid kennen, maar ‘iets’ bleef buiten beschouwing. Dit ‘iets’ kon niet in de natuurwetenschap, maar wel, ontdekte ik, in de filosofie ter sprake komen. De filosofische fase deed zijn intrede na de dood van mijn vader toen ik 20 was. Ik ervoer een existentiële schok, die mijn tanende geloof niet kon verzachten, waarin de vraag naar de aard van het leven zich intens aan mij opdrongen. Waarom al dat immense en ongebreidelde bestaan en ervaring ervan? Waarom worden we geboren en gaan we weer dood?

Als naoorlogs kind had ik mij verdiept in de verbijsterende wreedheid en omvang van het lijden van die oorlog en van de menselijke (en dierlijke) geschiedenis in het algemeen. Het trauma van de Europese geschiedenis van de laatste eeuw nam tot op zekere hoogte ook bezit van mij. Aard en praktijk van het leven op aarde voelden onverenigbaar met het bestaan van een goede God. Het geloof van mijn vader en moeder en van vele generaties daarvoor, kon ik niet langer beamen. Ik viel levensbeschouwelijk uit de opeenvolging van generaties en kwam in een nihilistische fase: ik ervoer het leven soms als een verschrikking, voelde me opgesloten in een wreed universum vol lijden en onrechtvaardigheid, in mijn persoonlijke omgeving en daarbuiten. Ik leed onder dit nihilisme en probeerde het op te lossen, een proces waarin ik in een bepaalde zin nog steeds verwikkeld ben.

De filosofie kan gekoesterde overtuigingen afbreken, maar geeft ook openingen naar nieuwe vragen en overwegingen. Als God er inderdaad niet is, dan is er nog wel een wereld. Hoewel zij niet geschapen is, is zij er wel. Waarom is zij er? Zou zij niet net zo goed niet kunnen bestaan? Ik ontdekte dat er in de filosofie en de wetenschap geen onproblematische verklaring is voor dat er een wereld is. God wegnemen als mogelijke verklaring, lost het probleem niet op, maar verscherpt het juist.

Ik vond daarmee een weg naar de contemplatie van het bestaansmysterie. Dit mysterie kan existentieel God niet vervangen want is van een andere orde. Het zwijgt, is niet per se tegemoetkomend, openbaart zich zelden, maar is wel de logische uitkomst van een denken en ervaren, ingebed in de geschiedenis van het Europese cultuur.

Ik begon ook na te denken over bewustzijn: wat bedoelen we met ‘bewustzijn’? Waar komt het vandaan? Ik ontdekte dat bewustzijn, aanwijzend gedefinieerd als ‘dat er iets voor mij aanwezig is’, een even groot mysterie is als het bestaan van het heelal. Er is geen theorie die bewustzijn verklaart. Dat wijzelf en de wereld zich tot op zekere hoogte manifesteren en toegankelijk zijn, is een raadsel dat mij diep intrigeerde en ook ontroerde.

Mijn denken heeft zich sindsdien ontwikkeld rond deze twee kernen: de woorden ‘bestaan’ en ‘zijn’, verschillend van betekenis: ‘bestaan’ duidt aan wat onafhankelijk van ons ervaren is, dat ons denken en ervaren niet nodig heeft: de kosmische ruimte en tijd van energie-materie waaruit alles bestaat. Het is de archaïsche realiteit van voor het ontstaan van de mens en ook de realiteit die er is als wij haar niet ervaren. “Zijn” duidt het feit aan dat we bewust zijn en dus iets zijn. Ik ben mijn lichaam, maar dat kan ik alleen ervaren en zeggen omdat ik verschillend ben van mijn lichaam.

“Bestaan” en “zijn” zijn echter uiteindelijk niet filosofisch, dat wil zeggen begripsmatig, te absorberen. De filosofie heeft fundamentele grenzen. Doordat zij met begrippen werkt is zij veroordeeld tot het algemene en abstracte. Naar het concrete, de dingen, dieren en mensen in ruimte en tijd kan zij alleen wijzen, ze kan ze analyseren, ze kan ze niet tonen en doorgronden.

Voor dat tonen hebben we kunstwerken nodig, bijvoorbeeld een schilderij of een gedicht. Een schilderij toont iets, het toont een wereld. Elk schilderij is een blik op een wereld. Of anders: een manier om naar de wereld te kijken. Ludwig Wittgenstein zei:

Es gibt allerdings Unaussprechliches. Dies zeigt sich, es ist das Mystische.

Deze stelling is in het bijzonder van toepassing op een schilderij: het onuitsprekelijke toont zich in het schilderij, want een schilderij is zonder woorden en spreekt dus niet in letterlijke zin. Wat het toont is onuitsprekelijk want is geen taal, maar is de ruimte, de tijd, de dingen, de dieren, de mensen die verschijnen, er zijn en verdwijnen, ontoegankelijk worden. Ze tonen zich in vorm, licht, kleur en verbergen zich of verdwijnen in duistere ontoegankelijkheid, soms voorgoed. En ook dit zijn maar woorden.   

Onder fysici geldt de slogan Shut up and calculate: niet te veel willen begrijpen van welk beeld de quantumtheorie van de natuur geeft, maar alleen de wiskundige voorspelling doen.  We kunnen varianten van deze slogan maken die van toepassing zijn op mensen die te veel nadenken: Shut up and contemplate! of Shut up and paint! Wees ontvankelijk voor dat wat zich toont in de wereld en in jezelf, zonder steeds de ideeënmolen te laten draaien, zodat de wereld en de dingen in hun bestaan en aard de kans krijgen zich te tonen.

In zijn artikel zegt Eric Bolle dat naar aanleiding van Du Bouchet zo:

Zijn gedichten zijn van een referentieloze kaalheid. Niet de dichter spreekt, maar de aarde, het licht, de stenen, de kiezels, en de gletsjers. De dichter is eigenlijk niet veel meer dan een plas regenwater die wanneer hij opdroogt de aarde weer laat zien.

Ook de plas, de dichter, die het onzegbare reflecteert, verdwijnt. Een dergelijk besef heeft een nihilistische bijklank en die hoort u goed. Aardse mystiek levert geen garanties, kan zich niet beroepen op kennis van een zin of een voortbestaan van het menselijk leven, er is veel niet-weten.

Toch is zij niet louter pessimistisch. Zij erkent de waarde van het bestaan onder andere door het mysterie ervan te ervaren. Naar mijn idee is hier verwantschap met het ideaal van de ‘zuivere lyriek’ van Vlaamse dichter Paul van Ostaijen, die dit ideaal verbindt met een innerlijke ervaring: de lyrische emotie is een zwakkere vorm van extase die een negatie is van de pessimistische, of de nihilistische, wereldvoorstelling. Zoals hij zegt:

Evenals de extase heeft de poëzie eigenlijk niets te vertellen, buiten het uitzeggen van het vervuld-zijn-door-het-onzegbare….De extatieker en de dichter worden beiden verteerd door gloed gans van binnen.  

Een ‘gloed gans van binnen’: de lyrische emotie is het vervuld zijn door het onzegbare, Wittgensteins onuitsprekelijke wat zich toont. Dit vervuld zijn is een verterende innerlijke gloed die niet verteert, maar de kunstenaar en de filosoof steeds drijft naar pogingen het onzegbare te zeggen, pogingen de mensen te wekken en te verenigen voorbij alle scheidslijnen in het besef dat we allen in hetzelfde schuitje zitten van ondoorgrondelijk bestaan.

Mystiek leven is de overgave aan de paradox het onzegbare te willen zeggen. In de aardse mystiek wordt deze innerlijke gloed niet opgewekt door een ‘traditionele’ godsrelatie, maar door de fenomenen en dimensies van de aardse wereld zelf. Voor de schilder geldt dat net zo goed als voor de dichter. Voor een schilder van een landschap betreft de lyrische emotie dat landschap.

Een landschap is een plek op de aarde onder de hemel, een deel van een planeet en van de kosmische natuur. De plek bestond voor dat ik bestond en zal bestaan nadat ik verdwenen ben of wanneer niemand haar ziet. Toch komt het landschap ook tot stand door de toeschouwer, het bestaat als landschap omdat ik het ervaar. Het is kosmische natuur voor zover die zich aan mij toont. De kosmische natuur toont zich  binnen mijn horizon, binnen de begrenzing van mijn ervaring. Het landschap is een plek die ik ruimtelijk kan overzien, die min of meer als een geheel gevat kan worden. De kleuren, vormen en sfeer leveren zich uit aan mijn ervaring, maar niet volledig.

Het landschap heeft gronden die zich niet aan mij tonen, heeft een verborgen realiteit en geschiedenis. Dat wat zich toont, wordt bepaald door wat het is en door het bewustzijn waaraan het verschijnt. Het is toegankelijk en vertoont tegelijk weerstand tegen die toegankelijkheid.  Het landschap toont zich omdat wij open zijn voor en doorschenen worden door de kosmische natuur. Dat wat verschijnt aan de openheid is tegelijk opaak. Het geeft zich door zich in dat geven terug te houden. Het landschap is alleen landschap als het door kleur, klank, zwaarte, ondoordringbaarheid weerstand biedt tegen volledige doorzichtigheid, zich verbergt achter dat wat het van zichzelf toont.

Dat ik het landschap ervaar, dat het zich aan mij toont, betekent dat mijn bewustzijn verenigd is met de ruimte en de tijd van de natuur, dat ik dus altijd al één ben met de natuur ook al ervaar ik dat vaak niet zo. Zonder die vereniging zou het bewustzijn immers leeg zijn en zouden de dingen in ruimte en tijd zich niet tonen. Het landschap is het snij- of grensvlak tussen de immense, woeste, stille, koude, wonderschone kosmische natuur en mijn bewuste zijn, dat zich van een stukje van die natuur bewust is.

Op de plek ben ik innig met de ruimte, met de aarde die mij draagt. Op de plek ben ik innig met de tijd, want ik ben in een heden van die plek die ook een diepe geschiedenis heeft. De wind die spoelt over de akker, de bomen, waterplassen, licht, schaduw, de meeuwen die krijsend door de lucht tuimelen.  In het landschap, of in het schilderij, wordt de innigheid van bewustzijn, ruimte en tijd concreet.

Ik dank u voor de aandacht.

Go to Top